struinen - regelmatig werkwoord
uitspraak: strui-nen
1. ergens lopen
♢ we hebben zondag lekker door de duinen lopen struinen
2. overal zoeken naar iets wat je kunt gebruiken
♢ hij struint de hele winkel af, om te zien of ze een gele pet verkopen
Regelmatig werkwoord: strui-nen
ik struin
jij/u struint
hij/zij struint
wij/zij/jullie struinen
ik/jij/u/hij/zij struinde
wij/zij/jullie struinden
hij heeft gestruind
struinend, struinende
Synoniemen
afstruinen, rondlopen
Gepubliceerd op 14-11-2017
struinen
betekenis & definitie