Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

sterk

betekenis & definitie

sterk - bijvoeglijk naamwoord

1. wat veel kan verdragen
dat is een sterke pen
1. sterke longen hebben
[niet gauw buiten adem raken]
2. sterk staan
[een positie hebben die niet gemakkelijk aan te vallen is]
3. zich ergens sterk voor maken
[er je best voor doen]
2. wat je bijna niet kunt geloven
♢ hij vertelde een sterk verhaal
1. dat is sterk uitgedrukt
[dat is overdreven]
3. met sterke spieren
♢ mijn grote broer is reuze sterk
1. de sterke arm
[de politie]
2. zo sterk als een beer (paard)
[heel sterk]
3. het sterke geslacht
[de mannen]
4. een sterke man
[iemand die autoritair leiding geeft en orde weet te scheppen]
5. acht man sterk
[met z'n achten]
6. het recht van de sterkste
[de overmacht die iemand heeft omdat hij de meeste kracht heeft]
7. wie niet sterk is, moet slim zijn
[wie geen kracht heeft, moet zijn verstand gebruiken]
4. flink, groot
♢ er was een sterke stijging van de winst
5. ergens goed in zijn
♢ hij is erg sterk in wiskunde
6. met een hoog gehalte aan werkzame stoffen
♢ ik lust graag sterke koffie

Algemene uitdrukkingen:
1. ik maak mij sterk dat...
[ik vind het waarschijnlijk]
2. een sterk werkwoord
[dat in de verleden tijd van klank verandert]
Bijvoeglijk naamwoord: sterk
... is sterker dan ...
het sterkst
de/het sterke ...
iets sterks

Synoniemen
gespierd, stug

Tegenstellingen
slap