splitsen - regelmatig werkwoord
uitspraak: split-sen
1. ze niet samen laten blijven
♢ de groep werd in tweeën gesplitst
2. in delen uiteen gaan
♢ de weg splitst zich hier in twee wegen
Regelmatig werkwoord: split-sen
ik splits
jij/u splitst
hij/zij splitst
wij/zij/jullie splitsen
ik/jij/u/hij/zij splitste
wij/zij/jullie splitsten
hij heeft gesplitst
de/het/een gesplitste ....
splitsend, splitsende
Synoniemen
losmaken, opsplitsen, scheiden, vertakken
Tegenstellingen
combineren, samenvoegen, verenigen
Gepubliceerd op 14-11-2017
splitsen
betekenis & definitie