sober - bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: so-ber
1. niet al te veel, aan de zuinige kant
♢ we kregen karig maal van aardappelen en groente voorgezet
2. afkerig van overdaad
♢ ze hebben geld genoeg, maar ze leven toch heel sober
3. waaruit blijkt dat iemand niet veel geld heeft
♢ de kluizenaar woont in een sobere hut
Bijvoeglijk naamwoord: so-ber
... is soberder dan ...
het soberst
de/het sobere ...
iets sobers
Synoniemen
armetierig, armoedig, karig
Tegenstellingen
barok
Gepubliceerd op 14-11-2017
sober
betekenis & definitie