school - zelfstandig naamwoord
1. inrichting waar onderwijs gegeven wordt
♢ onze zoon zit op een christelijke school
1. een school met de bijbel
[waar het onderwijs op de bijbel gebaseerd is]
2. een bijzondere school
[opgericht vanuit een bepaalde levensovertuiging]
3. de open school
[voor volwassenen]
4. een vrije school
[gebaseerd op de filosofische stroming van de antroposofie]
5. een zwarte school
[waar niet-blanke kinderen in de meerderheid zijn]
2. groep personen met een overeenkomst in werkwijze of opvatting
♢ deze schilder hoort bij de Haagse school
3. gebouw voor onderwijs
♢ deze school wordt grondig verbouwd
1. groep gelijksoortige dieren, met name vissen
♢ bij het snorkelen zagen we een school prachtige tropische visjes
Algemene uitdrukkingen:
1. uit de school klappen
[een geheim doorvertellen]
Zelfstandig naamwoord: school
de school
de scholen
het schooltje
Zelfstandig naamwoord: school
de school
de scholen
Synoniemen
schoolgebouw
Gepubliceerd op 30-11-2017
school
betekenis & definitie