scheel - bijvoeglijk naamwoord
1. met ogen die niet in dezelfde richting kijken
♢ Kees kijkt een beetje scheel als hij moe is
1. schele hoofdpijn hebben
[vlak boven je ogen]
2. scheel zien van de honger
[veel honger hebben]
3. iemand met schele ogen aankijken
[jaloers op hem zijn]
Bijvoeglijk naamwoord: scheel
... is scheler dan ...
het scheelst
de/het schele ...
iets scheels
Gepubliceerd op 14-11-2017
scheel
betekenis & definitie