Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 30-11-2017

rijp

betekenis & definitie

rijp - bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord

1. geschikt om te oogsten en te eten
deze peren zijn rijp
2. met levenservaring
♢ hij is erg rijp voor zijn leeftijd
1. hij leest rijp en groen
[alles door elkaar]
2. als de tijd rijp is
[als het juiste moment is aangebroken]
3. ervoor geschikt
♢ de auto is rijp voor de sloop
1. de tijd is er niet rijp voor
[het is niet de goede tijd]

1. bevroren dauw of mist
♢ de takken van de boom waren wit van de rijp

Algemene uitdrukkingen:
1. na rijp beraad
[na langdurig nadenken]
Bijvoeglijk naamwoord: rijp
... is rijper dan ...
het rijpst
de/het rijpe ...
iets rijps

Zelfstandig naamwoord: rijp
de rijp

Tegenstellingen
onrijp

< >