rammen - regelmatig werkwoord
uitspraak: ram-men
1. ergens hard tegenaan stoten, beuken
♢ hij ramde met zijn schouder de deur kapot
Regelmatig werkwoord: ram-men
ik ram
jij/u ramt
hij/zij ramt
wij/zij/jullie rammen
ik/jij/u/hij/zij ramde
wij/zij/jullie ramden
hij heeft geramd
de/het/een geramde ....
Gepubliceerd op 14-11-2017
rammen
betekenis & definitie