Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

pruttelen

betekenis & definitie

pruttelen - regelmatig werkwoord
uitspraak: prut-te-len

1. zachtjes koken en borrelen
♢ de soep staat te pruttelen op het fornuis
2. zachtjes mopperen
♢ Sven pruttelde wat over het slechte weer

Regelmatig werkwoord: prut-te-len
ik pruttel
jij/u pruttelt
hij/zij pruttelt
wij/zij/jullie pruttelen
ik/jij/u/hij/zij pruttelde
wij/zij/jullie pruttelden
hij heeft geprutteld
pruttelend, pruttelende

Synoniemen
sputteren, sudderen