pieren - regelmatig werkwoord
uitspraak: pie-ren
1. vis vangen met wormen
♢ we hebben lekker een paar uur zitten pieren
Regelmatig werkwoord: pie-ren
ik pier
jij/u piert
hij/zij piert
wij/zij/jullie pieren
ik/jij/u/hij/zij pierde
wij/zij/jullie pierden
hij heeft gepierd
pierend, pierende
Gepubliceerd op 14-11-2017
pieren
betekenis & definitie