paren - regelmatig werkwoord
uitspraak: pa-ren
1. geslachtsgemeenschap hebben
♢ we zagen twee honden die aan het paren waren
Regelmatig werkwoord: pa-ren
ik paar
jij/u paart
hij/zij paart
wij/zij/jullie paren
ik/jij/u/hij/zij paarde
wij/zij/jullie paarden
hij heeft gepaard
parend, parende
Synoniemen
bespringen, naaien, neuken, tokkelen, vrijen, wippen
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk