opzitten - onregelmatig werkwoord
uitspraak: op-zit-ten
1. met de voorpoten voor de borst zitten
♢ onze hond kan mooi opzitten
1. opzitten en pootjes geven
[tegen je zin beleefd doen]
2. niet naar bed gaan
♢ we bleven de hele nacht opzitten
Onregelmatig werkwoord: op-zit-ten
ik zit op (... ik opzit)
jij/u zit op (... jij opzit)
hij/zij zit op (... hij opzit)
wij/zij/jullie zitten op (... wij opzitten)
ik/jij/u/hij/zij zat op (... ik opzat)
wij/zij/jullie zaten op (... wij opzaten)
hij heeft opgezeten
Gepubliceerd op 14-11-2017
opzitten
betekenis & definitie