borst - zelfstandig naamwoord
1. voorkant van lichaam tussen hals en buik
♢ hij heeft een brede borst
1. het stuit me tegen de borst
[ik vind het afschuwelijk]
2. uit volle borst zingen
[heel hard zingen]
3. hij klopt zich op de borst
[laat blijken dat hij zichzelf erg goed vindt]
4. maak je borst maar nat
[bereid je er maar op voor]
5. een slang aan je borst koesteren
[goed zijn voor iemand die daar misbruik van maakt]
6. een hoge borst opzetten
[verwaand zijn]
7. het op de borst hebben
[zwaar verkouden zijn]
2. elk van twee verdikkingen bij vrouwen waar melk uit kan komen
♢ ze gaf haar baby de borst
Algemene uitdrukkingen:
1. een brave borst
[een goeie kerel]
Zelfstandig naamwoord: borst
de borst
de borsten
het borstje
Synoniemen
buste, tiet
Gepubliceerd op 14-11-2017
borst
betekenis & definitie