Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

opsparen

betekenis & definitie

opsparen - regelmatig werkwoord
uitspraak: op-spa-ren

1. zorgen dat het blijft
zij spaarde het snoepgoed op tot na de ramadan
2. bij elkaar sparen
♢ André heeft het geld voor zijn rijbewijs opgespaard

Regelmatig werkwoord: op-spa-ren
ik spaar op (... ik opspaar)
jij/u spaart op (... jij opspaart)
hij/zij spaart op (... hij opspaart)
wij/zij/jullie sparen op (... wij opsparen)
ik/jij/u/hij/zij spaarde op (... ik opspaarde)
wij/zij/jullie spaarden op (... wij opspaarden)
hij heeft opgespaard
de/het/een opgespaarde ....

Synoniemen
behouden, bewaren, houden, opslaan

Tegenstellingen
afdragen