opsparen - regelmatig werkwoord
uitspraak: op-spa-ren
1. zorgen dat het blijft
♢ zij spaarde het snoepgoed op tot na de ramadan
2. bij elkaar sparen
♢ André heeft het geld voor zijn rijbewijs opgespaard
Regelmatig werkwoord: op-spa-ren
ik spaar op (... ik opspaar)
jij/u spaart op (... jij opspaart)
hij/zij spaart op (... hij opspaart)
wij/zij/jullie sparen op (... wij opsparen)
ik/jij/u/hij/zij spaarde op (... ik opspaarde)
wij/zij/jullie spaarden op (... wij opspaarden)
hij heeft opgespaard
de/het/een opgespaarde ....
Synoniemen
behouden, bewaren, houden, opslaan
Tegenstellingen
afdragen
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk