ophitsen - regelmatig werkwoord
uitspraak: op-hit-sen
1. veel druk uitoefenen om iemand iets te laten doen
♢ het publiek werd opgehitst door de muziek
2. anderen kwaad en opgewonden proberen te maken
♢ de jongen hitste de anderen op om de politie aan te vallen
Regelmatig werkwoord: op-hit-sen
ik hits op (... ik ophits)
jij/u hitst op (... jij ophitst)
hij/zij hitst op (... hij ophitst)
wij/zij/jullie hitsen op (... wij ophitsen)
ik/jij/u/hij/zij hitste op (... ik ophitste)
wij/zij/jullie hitsten op (... wij ophitsten)
hij heeft opgehitst
de/het/een opgehitste ....
Synoniemen
opfokken, opstoken, opzwepen
Gepubliceerd op 14-11-2017
ophitsen
betekenis & definitie