ongeluk - zelfstandig naamwoord
uitspraak: on-ge-luk
1. ongunstig, nadelig toeval
♢ hij heeft altijd ongeluk
1. hij heeft dat per ongeluk gedaan
[niet met opzet]
2. hij is voor het ongeluk geboren
[heeft altijd pech]
2. onverwachte gebeurtenis met schade of verwondingen
♢ er is op straat een ongeluk gebeurd
1. hij lacht zich een ongeluk
[moet erg lachen]
2. een ongeluk zit in een klein hoekje
[er kan je gemakkelijk iets overkomen]
3. een ongeluk komt zelden alleen
[als er eenmaal iets misgaat, gaat er meer mis]
Zelfstandig naamwoord: on-ge-luk
het ongeluk
de ongelukken
het ongelukje
Synoniemen
ongeval, pech, tegenslag, tegenspoed
Tegenstellingen
voorspoed, welstand
Gepubliceerd op 14-11-2017
ongeluk
betekenis & definitie