Wat is de betekenis van Ongeluk?

2024-10-10
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-10-10
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

ongeluk

ongeluk - Zelfstandignaamwoord 1. een onvoorziene gebeurtenis met negatieve en soms zelfs fatale gevolgen Het ongeluk op dit kruispunt eiste drie doden. 2. onaangename toestand Hij is voor het ongeluk geboren.|Hij heeft altijd pech. 3. zonder d...

2024-10-10
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

ongeluk

ongeluk - zelfstandig naamwoord uitspraak: on-ge-luk 1. ongunstig, nadelig toeval ♢ hij heeft altijd ongeluk 1. hij heeft dat per ongeluk gedaan [niet met opzet] 2...

2024-10-10
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

ongeluk

- iemand een ongeluk doen, iemand aftuigen, doodslaan.

2024-10-10
Politiek woordenboek

Marco Bunge (1985)

Ongeluk

Zie aanvaring.

2024-10-10
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

ongeluk

teenspoed; ramp, ongeval; onheil.

2024-10-10
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ongeluk

s.n., ûngelok (it), ûnk (it); (ongeval), ûngelok (it), ûngemak (it); een onnozel, in smel, krom, skean bryk ûngelok; zich eenlopen, jin út ’e miken rinne; het gebeurde bij —, it ûntkaem my; het enena het andere...

2024-10-10
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-10-10
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ongeluk

o., 1. ongunstige loop der omstandigheden, tegenspoed: het ongeluk wilde dat hij kwam te vallen; — voort ongeluk geboren zijn, niet gelukkig zijn bij hetgeen men onderneemt. 2. ongunstige omstandigheden, ongunstige toestand: zich verblijden in het ongeluk van anderen. 3. (-ken), ongunstig geval: n...