omspitten - regelmatig werkwoord
uitspraak: om-spit-ten
1. de bovenlaag van een stuk grond met de spade omkeren
♢ buurman heeft zijn groentetuin omgespit
Regelmatig werkwoord: om-spit-ten
ik spit om (... ik omspit)
jij/u spit om (... jij omspit)
hij/zij spit om (... hij omspit)
wij/zij/jullie spitten om (... wij omspitten)
ik/jij/u/hij/zij spitte om (... ik omspitte)
wij/zij/jullie spitten om (... wij omspitten)
hij heeft omgespit
de/het/een omgespitte ....
omspittend, omspittende
Gepubliceerd op 14-11-2017
omspitten
betekenis & definitie