ompraten - regelmatig werkwoord
uitspraak: om-pra-ten
1. door praten van mening laten veranderen
♢ Ernst wilde eerst niet mee, maar ik heb hem omgepraat
Regelmatig werkwoord: om-pra-ten
ik praat om (... ik ompraat)
jij/u praat om (... jij ompraat)
hij/zij praat om (... hij ompraat)
wij/zij/jullie praten om (... wij ompraten)
ik/jij/u/hij/zij praatte om (... ik ompraatte)
wij/zij/jullie praatten om (... wij ompraatten)
hij heeft omgepraat
de/het/een omgeprate ....
Gepubliceerd op 14-11-2017
ompraten
betekenis & definitie