omkleden - regelmatig werkwoord
uitspraak: om-kle-den
1. andere kleren aantrekken
♢ voor ik dat vuile werk ging doen, heb ik me eerst omgekleed
Regelmatig werkwoord: om-kle-den
ik kleed om (... ik omkleed)
jij/u kleedt om (... jij omkleedt)
hij/zij kleedt om (... hij omkleedt)
wij/zij/jullie omkleden
ik/jij/u/hij/zij kleedde om (... ik omkleedde)
wij/zij/jullie kleedden om (... wij omkleedden)
hij heeft omgekleed
de/het/een omgeklede ....
Synoniemen
verkleden
Gepubliceerd op 14-11-2017
omkleden
betekenis & definitie