nestelen - regelmatig werkwoord
uitspraak: nes-te-len
1. een nest maken
♢ in het voorjaar nestelen alle vogels
2. ergens lekker gaan zitten of liggen
♢ we nestelden ons op de bank voor de tv
Regelmatig werkwoord: nes-te-len
ik nestel
jij/u nestelt
hij/zij nestelt
wij/zij/jullie nestelen
ik/jij/u/hij/zij nestelde
wij/zij/jullie nestelden
hij heeft genesteld
de/het/een genestelde ....
nestelend, nestelende
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk