nauw - bijvoeglijk naamwoord
1. zonder afwijkingen naar boven of beneden
♢ hij neemt het niet zo nauw
1. het komt niet zo nauw
[het hoeft niet zo precies]
2. dat luistert nauw
[dat moet heel precies gebeuren]
2. met weinig ruimte van zijkant naar zijkant
♢ broeken met nauwe pijpen zijn in de mode
3. wat niet gemakkelijk te verbreken is
♢ tussen mij en mijn broer bestaat een nauwe band
4. wat niet ver van elkaar af staat
♢ mens en mensaap zijn nauw aan elkaar verwant
1. het ligt mij nauw aan het hart
[het is van groot belang voor mij]
Bijvoeglijk naamwoord: nauw
... is nauwer dan ...
het nauwst
de/het nauwe ...
iets nauws
Synoniemen
bekrompen, exact, juist, krap, pal, precies, smal, stipt
Tegenstellingen
nonchalant, slordig, wijd
Gepubliceerd op 14-11-2017
nauw
betekenis & definitie