Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

kruien

betekenis & definitie

kruien - regelmatig werkwoord
uitspraak: krui-en

1. een kruiwagen voor zich uit duwen
♢ de man moet de hele dag kruien voor een armzalig loon
2. met de hand of op een kar vervoeren
♢ de man vroeg of hij mijn koffer mocht kruien
3. met een boom vanaf de wal voortduwen van een vaartuig
♢ de boten werden langs de hele vaart gekruid
4. een molen naar de wind zetten
♢ de kap van deze molen kan gekruid worden
5. het losraken van ijsschotsen die over elkaar heen gaan schuiven
♢ als het dooit begint het ijs vaak te kruien

Regelmatig werkwoord: krui-en
ik krui
jij/u kruit
hij/zij kruit
wij/zij/jullie kruien
ik/jij/u/hij/zij de
wij/zij/jullie deden
hij heeft gekruid
de/het/een gekruide ....
kruiend, kruiende