Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 31-10-2017

man

betekenis & definitie

man - zelfstandig naamwoord

1. persoon met wie een vrouw getrouwd is
♢Mijn man is niet thuis, zei mevrouw Ilmaz.
1. geen man meer hebben
[weduwe zijn]
2. aan de man komen
[trouwen]
3. de liefde van de man gaat door de maag
[mannen verleid je met lekker eten]
2. mannelijke volwassen persoon
♢deze man heeft zich als vrouw verkleed
1. hij is er de man niet naar
[zo is hij niet]
2. hij staat zijn mannetje wel
[kan zich goed verdedigen]
3. hij is mans genoeg
[flink genoeg]
4. een man een man, een woord een woord
[je moet doen wat je belooft]
5. hij is heel wat mans
[kan heel wat en is niet gauw bang]
6. de man met de hamer
[vermoeidheid of een morele inzinking]
7. ik ben je man
[ik sta tot je beschikking]
8. een man van de klok zijn
[altijd op tijd zijn]
9. een sterke man
[iemand die op autoritaire wijze orde weet te scheppen]
10. een man van de wereld zijn
[zelfverzekerd, met veel levenservaring]
11. de man met de zeis
[de dood]
3. mens of persoon
♢met hoeveel man zijn we?
1. iets aan de man brengen
[het verkopen]
2. er is geen man overboord
[er is niets ernstigs gebeurd]
3. man en paard noemen
[niets verzwijgen]
4. een gewaarschuwd man telt voor twee
[als je weet wat er gaat gebeuren, kun je je voorbereiden]
5. als één man
[allemaal tegelijk]
6. de kleine man
[de mensen met een laag inkomen]
7. het op de man af vragen
[rechtstreeks]
8. kleren maken de man
[kleding bepaalt welke indruk je maakt]
9. met man en muis vergaan
[met alle opvarenden]
10. dan is er nog geen man overboord
[geruststelling bij een probleem dat nog niet ernstig is]
11. man en paard noemen
[de namen van de betrokkenen geven]
12. anderhalve man en een paardenkop
[bijna niemand]
13. op de man spelen
[iemand persoonlijk aanvallen in een discussie]
14. iets tot de laatste man verdedigen
[tot het uiterste]
15. als de wijn is in de man, is de wijsheid in de kan
[wie veel gedronken heeft, weet niet meer wat hij doet]

Zelfstandig naamwoord: man
de man
de mannen
het mannetje

Synoniemen
echtgenoot, gemaal, heer, meneer, mijnheer, pief

Tegenstellingen
vrouw, echtgenote, wijf, mevrouw, vrouw


Alsjeblieft!
Dit artikel kreeg je van Ensie cadeau. Wil je ook bijdragen aan toegankelijke kennis?Word vriend van Ensie en ontvang een gratis encyclopedie!