kleden - regelmatig werkwoord
uitspraak: kle-den
1. kleren aan het lijf doen
♢ kleed je maar netjes aan voor het concert!
Regelmatig werkwoord: kle-den
ik kleed
jij/u kleedt
hij/zij kleedt
wij/zij/jullie kleden
ik/jij/u/hij/zij kleedde
wij/zij/jullie kleedden
hij heeft gekleed
de/het/een geklede ....
Synoniemen
aankleden
Tegenstellingen
uitkleden
Gepubliceerd op 14-11-2017
kleden
betekenis & definitie