klaar - bijvoeglijk naamwoord
1. er hoeft niets meer aan gedaan te worden
♢ al het werk is klaar
1. al is het nog zo kant en klaar, het hapert toch wel hier en daar (TB)
[er mankeert altijd wel iets aan]
2. klaar is Kees
[het is af]
3. is het nu klaar?
[wil je er nu mee stoppen?]
4. ik ben nog niet klaar met je
[je bent nog niet van me af]
5. klaar ben je!
[het is wat moois!]
6. daar ben ik mooi klaar mee
[daar zit ik lelijk mee te kijken]
7. van zessen klaar zijn
[goed kunnen aanpakken]
2. helder en duidelijk
♢ dat is klare taal
1. zo klaar als een klontje
[heel erg duidelijk]
2. klaar wakker
[helemaal wakker]
3. zonneklaar
[helemaal duidelijk]
4. zo klaar als koffiedik
[helemaal niet duidelijk]
5. klip en klaar
[overduidelijk]
3. goed te snappen
♢ is het jullie nu klaar na deze uitleg?
4. helemaal doorzichtig
♢ na de zuivering ontstond een klare vloeistof
1. klare wijn schenken
[nergens geheimzinnig over doen]
Algemene uitdrukkingen:
1. daar ben je mooi klaar mee
[blijk van medeleven als iemand in een nare situatie zit]
Bijvoeglijk naamwoord: klaar
... is klaarder dan ...
het klaarst
de/het klare ...
Synoniemen
af, begrijpelijk, doorzichtig, duidelijk, gedaan, gereed, helder, paraat, verklaarbaar, voltooid
Tegenstellingen
onaf, onvoltooid
Gepubliceerd op 14-11-2017
klaar
betekenis & definitie