inhouden

betekenis & definitie

inhouden - onregelmatig werkwoord
uitspraak: in-hou-den

1. je beheersen, niets zeggen, terwijl je dat graag zou willen
♢ ik werd erg boos, maar ik hield me in!
2. iets betekenen
♢ wat houdt dat plan van hem precies in?
3. het niet uitbetalen
♢ ik houd voor straf een tientje van je zakgeld in

Onregelmatig werkwoord: in-hou-den
ik houd in (... ik inhoud)
jij/u houdt in (... jij inhoudt)
hij/zij houdt in (... hij inhoudt)
wij/zij/jullie houden in (... wij inhouden)
ik/jij/u/hij/zij hield in (... ik inhield)
wij/zij/jullie hielden in (... wij inhielden)
hij heeft ingehouden
de/het/een ingehouden ....
inhoudend, inhoudende

Synoniemen
bedwingen, beteugelen, impliceren, matigen

Tegenstellingen
uitleven