handel - zelfstandig naamwoord
uitspraak: han-del
1. het kopen en verkopen
♢ dat boek is niet meer in de handel
1. het uit de handel nemen
[het niet langer verkopen]
2. het schuim van de handel is beter dan de room van de arbeid (TB)
[met de handel kun je meer verdienen dan met hard werken]
2. zaak die iets koopt of verkoopt
♢ hij heeft een handel in bloembollen
3. spullen
♢ je mag de hele handel meenemen
Algemene uitdrukkingen:
1. zijn handel en wandel
[alles wat hij doet, hoe hij zich gedraagt]
Zelfstandig naamwoord: han-del
de handel
de handeltje
Synoniemen
commercie
Gepubliceerd op 14-11-2017
handel
betekenis & definitie