gewoonte - zelfstandig naamwoord
uitspraak: ge-woon-te
1. wat men gewoonlijk doet of moet
♢ wij hebben de gewoonte met Kerst een boom neer te zetten
2. wat je gewend bent
♢ hij heeft de gewoonte 's morgens niet te eten
Zelfstandig naamwoord: ge-woon-te
de gewoonte
de gewoontes of gewoonten
Synoniemen
conventie, gebruik, mores, zede
Gepubliceerd op 14-11-2017
gewoonte
betekenis & definitie