fladderen - regelmatig werkwoord
uitspraak: flad-de-ren
1. vliegen met snel op-en-neergaande vleugels
♢ de eenden fladderden weg
1. ze fladdert door het leven
[vat het leven luchtig op]
Regelmatig werkwoord: flad-de-ren
ik fladder
jij/u fladdert
hij/zij fladdert
wij/zij/jullie fladderen
ik/jij/u/hij/zij fladderde
wij/zij/jullie fladderden
hij heeft gefladderd
fladderend, fladderende
Gepubliceerd op 14-11-2017
fladderen
betekenis & definitie