fiets - zelfstandig naamwoord
1. vervoermiddel met twee wielen en trappers die je rond moet draaien
♢ in Nederland heeft bijna iedereen een fiets
1. wat heb ik nou aan mijn fiets hangen?
[verbaasd commentaar op een vreemde gebeurtenis]
2. een witte fiets
[die iedereen mag gebruiken]
Zelfstandig naamwoord: fiets
de fiets
de fietsen
het fietsje
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk