Synoniemen zoeken
Synoniem van fiets
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
fiets
fiets - voertuig met twee (zelden drie) wielen dat wordt voortbewogen met pedalen. Een beetje oubollig klinkt stalen ros. Rijwiel wordt gebruikt in formele stijl, kar in informele stijl. Belgen spreken van een velo. Baron Drais von Sauerbrunn ontwierp in 1818 de draisine of loopmachine. Van later datum (ongeveer 1880) is de velocipède, met een zeer groot voorwiel en een klein achterwiel. Wielrenners rijden op racefietsen. De vouwfiets kan worden ingeklapt. Op een tandem kunnen twee mensen achter elkaar plaatsnemen. Sportief en licht is de toerfiets of sportfiets; deze fiets is géén racefiets, is bedoeld voor lange tochten en heeft spatborden. Mountain-bikes hebben brede banden met een zwaar profiel en zijn geschikt voor tochten op ruig terrein. Vrouwen rijden op een damesfiets, die opoefiets heet als hij ouderwets hoog is en een gebogen framestang bezit. Voor heren is er de herenfiets.
Zie: voertuig.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
fiets
fiets - zelfstandig naamwoord
1. vervoermiddel met twee wielen en trappers die je rond moet draaien
♢ in Nederland heeft bijna iedereen een fiets
1. wat heb ik nou aan mijn fiets hangen?
[verbaasd commentaar op een vreemde gebeurtenis]
2. een witte fiets
[die iedereen mag gebruiken]
Zelfstandig naamwoord: fiets
de fiets
de fietsen
het fietsje