dweilen - regelmatig werkwoord
uitspraak: dwei-len
1. schoonmaken met een stevige, natte doek
♢ heb jij de tegels in de gang al gedweild?
1. dweilen met de kraan open
[zinloos werk doen]
2. langs de straat dweilen
[zwalkend over straat lopen]
Regelmatig werkwoord: dwei-len
ik dweil
jij/u dweilt
hij/zij dweilt
wij/zij/jullie dweilen
ik/jij/u/hij/zij dweilde
wij/zij/jullie dweilden
hij heeft gedweild
de/het/een gedweilde ....
dweilend, dweilende
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk