dwalen - regelmatig werkwoord
uitspraak: dwa-len
1. je verplaatsen, zonder duidelijke richting
♢ we dwaalden heerlijk door de stad
2. van het een op het ander overspringen
♢ zijn blik dwaalde over de gezichten in de zaal
3. onbedoeld naar iets anders gaan
♢ haar gedachten dwaalden naar vroeger
4. het kwade doen
♢ vergeef mij Heer, als ik gedwaald heb
Regelmatig werkwoord: dwa-len
ik dwaal
jij/u dwaalt
hij/zij dwaalt
wij/zij/jullie dwalen
ik/jij/u/hij/zij dwaalde
wij/zij/jullie dwaalden
hij heeft gedwaald
Synoniemen
waren
Gepubliceerd op 14-11-2017
dwalen
betekenis & definitie