diep - bijvoeglijk naamwoord
1. vanaf een bepaald punt ver naar beneden
♢ het zwembad is twee meter diep
1. diep in de beurs tasten
[veel betalen]
2. te diep in het glaasje kijken
[zich bedrinken]
3. niet diep graven
[niet uitputtend op de zaak ingaan]
4. diepe groeven
[rimpels]
2. vanaf een bepaald punt ver naar achteren
♢ ze hebben een diepe garage
3. wat je hevig voelt
♢ je hebt me diep beledigd
1. dat is diep ingeworteld
[een vaste gewoonte]
Algemene uitdrukkingen:
1. tot diep in de nacht
[tot laat]
Bijvoeglijk naamwoord: diep
... is dieper dan ...
het diepst
de/het diepe ...
Tegenstellingen
ondiep
Gepubliceerd op 14-11-2017
diep
betekenis & definitie