Christus - zelfstandig naamwoord
uitspraak: chris-tus
1. benaming voor Jezus, die in het christelijke geloof gezien wordt als de verlosser
♢ in het jaar nul werd Christus geboren
1. voor of na Christus
[voor of na zijn geboorte (het jaar nul)]
2. christus!
[vloek waarbij Christus wordt aangeroepen]
Zelfstandig naamwoord: chris-tus
Gepubliceerd op 14-11-2017
Christus
betekenis & definitie