brok - zelfstandig naamwoord
1. wat kleiner is dan het totaal
♢ wil je een brok speculaas bij de koffie?
1. een brok in je keel hebben
[ontroerd zijn]
2. brokken maken
[iets kapot maken, een ongeluk veroorzaken]
3. met de brokken zitten
[narigheid hebben als gevolg van iets wat mislukt]
Zelfstandig naamwoord: brok
het brok
de brokken
het brokje
Synoniemen
bestanddeel, component, deel, element, gedeelte, lid, onderdeel, part, segment, smaldeel, stuk
Tegenstellingen
heel, totaal, voluit
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk