Wat is de betekenis van brok?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

brok

(1968) (inf.) aantrekkelijke vrouw; meisje met sex-appeal. Soms ook (schertsend) van toepassing op een man (zie citaat André van Duin). In Gent 'een gezonde brokke': (een gezonde, flinke vrouw) of een 'malsche brokke' (een lekker stuk). Vgl. spetter*, stoot* en stuk*. • Toch had je mooie brokken onder die m...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

brok

brok - Zelfstandignaamwoord 1. een blok met een grillige vorm, stuk van iets groters Na de sloop van het muur is alle puin afgevoerd, er is geen brok is achtergebleven. 2. een restant van een constructie Een brok van het neergestorte vliegtuig is in onze...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

brok

brok - zelfstandig naamwoord 1. wat kleiner is dan het totaal ♢ wil je een brok speculaas bij de koffie? 1. een brok in je keel hebben [ontroerd zijn] 2. brokken maken ...

2024-04-19
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

brok

(zn) kloek EK.

2024-04-19
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

brok

zie melk, schijten, vallen.

2024-04-19
Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Brok

Wilhelmus Aloysius Theodorus Antonius (‘Willem’) ; geb. Amsterdam 5 september 1877, overl. Hilversum 31 oktober 1966. Woonde en werkte in Hilversum. Van beroep: fotograaf. Amateurtekenaar van planten, bloemen, reisschetsen.Scheen 1969.

2024-04-19
Mythologische Encyclopedie

Dr. A. van Anken (1961)

BROK

Een dwerg die bijzonder bedreven was in het kunstige handwerk. Tezamen met Sindri maakte hij o.a. de hamer van Thor (zie Mjölner) en de wonderbare ring voor Odin (z Draupnir). Zie Sindri, Thor, Odin, Draupnir

2024-04-19
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

brok

stuk, hap; fragment.

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Brok

s., brok, hoeke, hompe, himpe, hympe, byt, klobbe, klompe, broazel, huffe; (in pap), klute; — kleigrond, skos(se); de grond ligt in -ken, de groun leit oan, yn skossen; in stukken en -ken, oan stikken en stallen; —turf, brjit, brut.