braam - zelfstandig naamwoord
1. zwarte vrucht die uit piepkleine bolletjes bestaat
♢ in augustus zijn de bramen rijp
2. oneffen rand aan een schaats
♢ er zaten allemaal bramen aan de pas geslepen schaats
Zelfstandig naamwoord: braam
de braam
de bramen
het braampje
Gepubliceerd op 14-11-2017
braam
betekenis & definitie