bouwvakker - zelfstandig naamwoord
uitspraak: bouw-vak-ker
1. iemand die zelf huizen bouwt als beroep
♢ de bouwvakkers hebben vakantie
Zelfstandig naamwoord: bouw-vak-ker
de bouwvakker
de bouwvakkers
het bouwvakkertje
Gepubliceerd op 14-11-2017
bouwvakker
betekenis & definitie