bijstellen - regelmatig werkwoord
uitspraak: bij-stel-len
1. het zo draaien of schuiven dat het weer goed is
♢ toen de remmen waren bijgesteld, was de fiets weer veilig
Regelmatig werkwoord: bij-stel-len
ik stel bij (... ik bijstel)
jij/u stelt bij (... jij bijstelt)
hij/zij stelt bij (... hij bijstelt)
wij/zij/jullie stellen bij (... wij bijstellen)
ik/jij/u/hij/zij stelde bij (... ik bijstelde)
wij/zij/jullie stelden bij (... wij bijstelden)
hij heeft bijgesteld
de/het/een bijgestelde ....
Gepubliceerd op 14-11-2017
bijstellen
betekenis & definitie