bespuiten - onregelmatig werkwoord
uitspraak: be-spui-ten
1. met een middel behandelen dat door spuiten opgebracht wordt
♢ de tuinder bespoot zijn gewas met zeepsop en spiritus
Onregelmatig werkwoord: be-spui-ten
ik bespuit
jij/u bespuit
hij/zij bespuit
wij/zij/jullie bespuiten
ik/jij/u/hij/zij bespoot
wij/zij/jullie bespoten
hij heeft bespoten
de/het/een bespoten ....
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk