besparen - regelmatig werkwoord
uitspraak: be-spa-ren
1. minder geld uitgeven
♢ je bespaart veel geld als je niet op vakantie gaat
Algemene uitdrukkingen:
1. er bleef hem niet veel bespaard
[hij moest veel vervelende dingen meemaken]
2. die moeite had je je kunnen besparen
[je had dat niet hoeven doen]
Regelmatig werkwoord: be-spa-ren
ik bespaar
jij/u bespaart
hij/zij bespaart
wij/zij/jullie besparen
ik/jij/u/hij/zij bespaarde
wij/zij/jullie bespaarden
hij heeft bespaard
de/het/een bespaarde ....
besparend, besparende
Synoniemen
bezuinigen, korten, ombuigen
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk