Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

besparen

betekenis & definitie

besparen - regelmatig werkwoord
uitspraak: be-spa-ren

1. minder geld uitgeven
je bespaart veel geld als je niet op vakantie gaat

Algemene uitdrukkingen:
1. er bleef hem niet veel bespaard
[hij moest veel vervelende dingen meemaken]
2. die moeite had je je kunnen besparen
[je had dat niet hoeven doen]
Regelmatig werkwoord: be-spa-ren
ik bespaar
jij/u bespaart
hij/zij bespaart
wij/zij/jullie besparen
ik/jij/u/hij/zij bespaarde
wij/zij/jullie bespaarden
hij heeft bespaard
de/het/een bespaarde ....
besparend, besparende

Synoniemen
bezuinigen, korten, ombuigen