Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

vakantie

betekenis & definitie

vakantie - zelfstandig naamwoord
uitspraak: va-kan-sie

1. periode waarin je vrij hebt van school of werk
♢ in de vakantie zwem ik elke dag
1. op vakantie gaan
[naar een andere plaats gaan als je vrij hebt]
2. vakantie nemen
[vrije dagen opnemen]

Zelfstandig naamwoord: va-kan-sie
de vakantie
de vakanties
het vakantietje

Tegenstellingen
arbeid, dienst, werk