bankpas - zelfstandig naamwoord
uitspraak: bank-pas
1. plastic kaartje waarmee een rekeninghouder van een bank geld kan opnemen of kan betalen
♢ ik betaalde de boodschappen met mijn bankpas
Zelfstandig naamwoord: bank-pas
de bankpas
de bankpassen
het bankpasje
Synoniemen
betaalkaart, betaalpas, pas, pinpas
Gepubliceerd op 14-11-2017
bankpas
betekenis & definitie