meer dat in 1961 is ontstaan door afsluiting van de Zandkreek en het Veerse Gat. Deze wateren vormden samen een smalle zijtak van de Oosterschelde, beschut gelegen tussen de eilanden Noord-Beveland, Zuid-Beveland en Walcheren, met relatief veel goed ontwikkelde schorren en slikken en met zeewieren begroeide dijkglooiingen.
Het 4000 ha grote Veerse Meer is een brak water meer met een sterk schommelend zoutgehalte (gemiddeld 12 %c chloride). Het meer wordt gekenmerkt door een grote belasting met voedingsstoffen vanuit het geloosde polderwater, en door een onnatuurlijke wisseling van de waterstand (’s zomers 0 cm NAP, ’s winters 70 cm onder NAP). Door de hoge concentraties van de voedingsstoffen treedt er nogal eens een sterke planktonbloei op en ontwikkelen zich in de ondiepe randgebieden van het meer hinderlijke velden met groenwieren. Het planten- en dierenleven in de oeverzone is bijzonder eentonig en arm aan soorten; dit is m.n. te wijten aan de abrupte peilwisseling in voor- en najaar. Het onderwaterleven omvat slechts een gering aantal soorten. Toen het Veerse Meer in 1961 werd afgesloten, wist men nog weinig van de natuurlijke ontwikkelingen die op drooggevallen slikken en schorren kunnen plaatsvinden.
Grote oppervlakken zijn toen d.m.v. cultuurtechnische maatregelen ingezaaid met eentonige grasmengsels of ingeplant met bos. Enkele natuurgebieden, zoals de Middelplaten en De Goudplaat, zijn veilig gesteld.De recreatie in, op en om het Veerse Meer heeft een snelle groei doorgemaakt, mede door de aanleg van allerlei voorzieningen. Op 1.7.1965 werd het schap Het Veerse Meer ingesteld, speciaal ter behartiging van de recreatieve belangen. Vanuit het natuur- en landschapsbehoud bezien is de inrichting van het meer verre van optimaal geweest. Toch laten de ontwikkelingen op het land echter, dank zij een doelgericht beheer, diverse positieve punten zien. De plantengroei is nu gevarieerd: naast zoutvegetaties, zoete vochtige begroeiingen en drogere graslandvegetaties komen struwelen en bossen voor. Het Veerse Meer heeft een goede broedvogelstand en is van groot belang voor overwinterende en doortrekkende watervogels.
