Gepubliceerd op 01-12-2020

veenpolder

betekenis & definitie

ingepolderd laagveengebied. Veenpolders zijn oorspronkelijk laagveengebieden geweest in het lage midden van Friesland, vooral ten noorden en ten zuiden van Heerenveen.

In dit gebied is van de 16e—19e eeuw een groot landoppervlak afgeveend en later uitgeveend. Hierdoor werd het herschapen in een onbruikbaar moerasgebied met veenpiassen en petgaten, (b.v. bij Eernewoude, onder Oldeboorn en bij Nijetrijne in het natuurreservaat De Rottige Meenthe, 500 ha). Door latere afslag werden er grotere plassen gevormd (b.v. Tjeukemeer, Slotermeer, Fluessen). Omdat hierdoor veel bruikbaar hooiland verloren was gegaan, werden de verveners vanaf 1852 verplicht de ‘slikgelden’ te betalen. Uit de opbrengst van deze slikgelden kon later in de uitgeveende gebieden het landverlies ten dele goedgemaakt worden door de aanleg van veenpolders.

Tegenwoordig vindt geen inpoldering meer plaats. Eerder worden b.v. de blauwgraslanden tot natuurgebied bestemd (o.a. het staatsnatuurreservaat Blauwgrasland onder Akmarijp, 88 ha, ten zuidoosten van Sneek).Achter de duinen in Noord- en Zuid-Holland komt een ander soort veenpolders voor. In dit oorspronkelijk boven zeeniveau gelegen gebied bleef een groot laagveengebied gespaard. Door bodemdaling en zeespiegelrijzing kwam het laagveen beneden zeeniveau te liggen. In de middeleeuwen werd dit gebied als weiland in gebruik genomen. Voor ontwatering groef men sloten, waardoor de veengrond inklonk. Daardoor werd men al gauw gedwongen dijken aan te leggen en ontstonden veenpolders die thans 1-2 m beneden NAP liggen.