Belg. bioloog, 1877—1950. Thiery studeerde in 1893 aan de Rijksnormaalschool van zijn geboortestad Gent en werd in 1896 onderwijzer.
In 1899 startte hij met een nieuwe onderwijsmethode, waarbij hij zijn klas inrichtte tot een klein museum en de speelplaats verrijkte met een tuin en een vijver. In 1902 werd hij lid van het Koninklijk Natuurwetenschappelijk Genootschap Dodonaea en werd hij vrije leerling aan de universiteit bij de botanicus J.MacLeod. Thiery stichtte het schoolmuseum (1924) en legde een botanische tuin aan, waarin de planten fytogeografisch werden gegroepeerd, een voor die tijd bijzonder vooruitstrevende opzet. Hij publiceerde verscheidene stilistisch verzorgde populair-wetenschappelijke en didactische werken. Onder deze laatste is vooral zijn Encyclopedisch onderwijs vermeldenswaard.Het werk van Thiery kan vergeleken worden met dat van Jac P.Thijsse in Nederland en het vond weerklank in de pedago-' gische wereld tot ver in het buitenland. De uitstraling ervan bleef in eigen land echter beperkt tot Gent. Werken: De school der toekomst (in het tijdschrift Nieuw Leven, 1909), Korte schets der aardkunde van België (in het Biologisch Jaarboek Dodonaea, 1912), De geschiedenis van een koraaleiland (1932), Sneeuw en ijs op aarde (1934), Het woud (1935), De Sahara (1938), Bij de 150e verjaring van de Plantentuin der universiteit (1950), Terugkeer tot de natuur (1952; postuum).