In de Groningse veenkoloniën was sinds de tweede helft van de 19e eeuw een vrij omvangrijke strokartonindustrie ontstaan. In deze tak van industrie werd stro verwerkt tot een tamelijk slechte kwaliteit karton.
De produktie ging gepaard met de lozing van grote hoeveelheden vezelhoudend afvalwater. De strokartonindustrie leverde dan ook een aanzienlijke bijdrage aan de als gevolg van de afvalwaterlozingen van de aardappelmeelindustrie toch al slechte waterkwaliteit in de kanalen van de veenkoloniën. Na de Tweede Wereldoorlog kreeg de strokartonindustrie met steeds grotere economische problemen te kampen. Toen zij daarnaast door het in werking treden van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren in het begin van de jaren zeventig geconfronteerd werd met een verontreinigingsheffing voor ca. 2 mln. i.e., is men overgegaan tot een grootscheepse sanering van deze bedrijfstak.Ten eerste werden de afvalwaterlozingen beperkt door het proceswater in waterzuiveringsinstallaties te reinigen, en zowel het gezuiverde water als het zuiveringsslib zoveel mogelijk opnieuw te gebruiken. Op deze wijze zijn de lozingen teruggebracht tot ca. 30000 i.e. Ten tweede is men ertoe overgegaan oud papier te gebruiken als grondstof in plaats van stro. Het op deze wijze gefabriceerde massiefkarton is van veel betere kwaliteit dan het strokarton. (Sinds eind 1980 wordt er in Nederland geen strokarton meer gemaakt.) Ongeveer de helft van het in Nederland ingezamelde oud papier wordt verwerkt in de massiefkartonindustrie. Zij werkt zo mee aan het indammen van de afvalstroom. Alleen gescheiden ingezameld papier kan als grondstof gebruikt worden; oud papier afkomstig van huisvuilscheidingsinstallaties is tot nog toe onbruikbaar gebleken.