Gepubliceerd op 01-12-2020

horst

betekenis & definitie

1 (geologie) schol die langs evenwijdige breuken relatief gerezen is t.o.v. zijn omgeving. Vaak maken horsten deel uit van grote slenksystemen, waarbij de horsten dan minder gedaald zijn dan de slenken.

Een bekende horst in Nederland is de Peelhorst, herkenbaar als een brede terreinwelving. Hij ligt tussen de centrale slenk aan de westkant (ruwweg begrensd door de lijnen Roermond—Oss en Sittard—Tilburg) en de slenk van Venlo aan de oostkant. Deze horst en slenken maken deel uit van het Nederrijnse inzinkingsgebied. Het stelsel van zuidoost-noordwestverlopende breuken in smalle horsten en slenken zet zich van Zuidoost-Nederland tot in de Noordzee voort. De breuken van dit stelsel moeten al sinds het Paleozoïcum actief geweest zijn.2 (geomorfologie) iedere relatief hoog gelegen terreingedeelte, dat zich ook in andere opzichten onderscheidt van zijn omgeving, zoals hoge, droge plekken in een moeras of een beboste heuvel in een kale vlakte. Het woord horst in plaatsnamen als Staphorst en Horstwijk duidt op zulke meestal zandige hoogten, begroeid met struikgewas omgeven door laagveen.
3 (biologie) nestplaats van een havik of arend. Natuurbeheerders doen tegenwoordig veel moeite om deze horsten te beschermen tegen ongewenste belangstelling van eierverzamelaars en natuurfotografen.